Babytruitje breien
Met dit gratis breipatroon kan je een heel leuk babytruitje breien, kies er een dunne katoen in vrolijke kleurtjes voor. Dit patroontje hoort trouwens bij de babyspencer en het babyvestje. Met deze drie kleedjes ziet je baby van 6 tot 12 maanden er hartstikke leuk uit! Ook handig voor beginnende breiers om bekend te raken met truien, spencers en vesten breien.
Lichaamslengte | 74, 80 en 86 centimeter |
Afmeting breiwerk | Bovenwijdte 55 (58-61) cm Lengte 27,5 (29,5-33) Binnenmouwlengte 17 (18,5-20) |
Benodigd materiaal | 60 (70-80) gram witte dunne katoen restjes gekleurde katoen in de kleuren, groen, oranje, blauw, geel |
Breinaalden | 2 keer 3 mm met knop en 4 keer 3 mm zonder knop |
Knopen | 3 stuks |
Stekenproef | 26 st en 36 nld in de tricotsteek met nld 3 zijn 10 cm. |
Gebruikte steken | Boordpatroon 1, tricotsteek, ribbels |
Streeppatroon:
In tricotsteek, *4 nld wit, 2 nld geel, 4 nld wit, 2 nld blauw, 4 nld wit en 2 nld oranje, herhaal van * af.
Rugpand:
Zet 74 (76-80) st op met nld 3 en groen. Brei 2 cm in boordpatroon 1. Brei verder in de tricotsteek en het streeppatroon. Meerder in de eerste nld verdeeld 0 (2-2) st. Brei met de verkregen 74 (78-82) st verder tot een totale hoogte van 14 (15-17) cm. Eindig met 2 nld in kleur. Kant aan weerskanten 1 keer 2 st af. Minder daarna voor de raglan aan weerskanten: 0 (1-2) keer elke 4e nld en daarna 21 keer elke 2e nld 1 st. Maak deze minderingen als volgt: goede kant, 1 kantst, 1 overh, brei de nld uit tot op 3 st, 2 r sbr, 1 kantst. Kant na de laatste mindering de beide kantst af en neem de overige 26 (28-30) st voor de hals op een hulpdraad.
Voorpand:
Brei dit als het rugpand tot een totale hoogte van 14 (15-17) cm. Kant aan weerskanten 1 keer 2 st af. Vorm de raglan als staat beschreven bij het rugpand. Deel daarbij, na 2 nld als er nog 70 (74-78) st op de nld zijn het werk voor het split als volgt: 1 kantst, 1 overh, 29 (31-33) r en neem de overige 38 (40-42) st op een hulpdraad. Zet er met groen voor de splitbies 6 st bij op en brei deze steeds in ribbels.
Kruis bij het wisselen van de kleur de draden om elkaar om gaatjes te voorkomen. Kant na de laatste raglanminderingen de kantst af en neem de overige 16 (17-18) st op een hulpdraad voor de hals. Ga verder met de st van het andere deel. Hecht aan met groen aan de splitkant en brei over de eerste 6 st in ribbels als bij het andere deel. Brei tevens in het split 2 knoopsgaten. Het eerste knoopsgat bij een hoogte van 4 cm en het volgende met een tussenruimte van 4 (4,5-5) cm. Kant voor elk knoopsgat de middelste 2 st af en zet er in de volgende nld weer 2 nieuwe st bij op. Kant na de laatste mindering de kantst af en neem de overige 16 (17-18) st op een hulpdraad voor de hals.
Mouwen:
Zet 40 (42-44) st op met nld 3 en groen. Brei 3 cm in boordpatroon 1. Eindig met een heengaande nld. Brei de volgende nld av en meerder verdeeld 5 (7-9) st. Brei met de verkregen 45 (49-53) st verder in het streeppatroon, begin nu met de laatste 6 nld van het streeppatroon (4 nld wit, 2 nld oranje), zodat de mouw met eenzelfde patroonnaald eindigt bij de raglan, als bij de panden. Mocht de mouw langer moeten worden, bereken dan het begin van het streeppatroon, na de manchet, op de streepjes van de panden.
Meerder daarbij aan weerskanten 6 keer elke 8e (8e-9e) nld 1 st. Brei met de verkregen 57 (61-65) st tot een totale hoogte van 17 (18,5-20) cm, of brei tot de gewenste mouwlengte. Eindig met eenzelfde patroonnaald als bij de panden. Kant aan weerskanten 1 keer 2 st af. Minder daarna voor de raglan aan weerskanten: 1 (1-2) keer in de 4e nld en daarna 19 (21-21) keer elke 2e nld 1 st. Kant na de laatste mindering de kantst af en neem de overige 11 (11-13) st voor de hals op een hulpdraad.
Afwerking:
Leg de delen op maat onder een vochtige doek en laat ze drogen. Sluit de raglannaden. Neem alle st van de hulpdraden over op nld 3 en brei met groen met de verkregen 80 (84-92) st met de volgende inderling: 6 st in ribbels, 68 (72-80) st in boordpatroon 1, maar brei daarbij de middelste 2 st samen, 6 st ribbels. Brei na 2 nld het laatste knoopsgat in en brei in deze nld tevens boven de middelste st van elke mouw een dubb overh. Kant bij een boordhoogte van 8 nld de overige 75 (79-87) st in patroon af.
Sluit de mouw- en zijnaden. Naai de knopen op de onderslag en naai de onderslag aan de binnenkant tegen het pand vast.